Studie waarin de ontwikkeling van zorg voor de natuur als belangrijk onderdeel van NME verder wordt uitgewerkt. Het gaat hier om een theoretisch kader waarmee de doelstelling kan worden gelegitimeerd en gefundeerd.
Voor de ontwikkeling van een theoretisch kader moeten de volgende vragen beantwoord worden: Hoe horen we om te gaan met de natuur (ethisch)? Over welke kwaliteiten (kennis, houding en vaardigheden) moeten we beschikken om een dergelijke omgang mogelijk te maken (psychologisch)? Welke middelen staan de leraren ter beschikking om deze kwaliteiten bij leerlingen te ontwikkelen (didactisch)? Aangezien morele vorming al een jarenlange traditie kent in het beantwoorden van vragen met betrekking tot een zorgzame omgang met de medemens en aangezien zorg voor elkaar en zorg voor de natuur vele overeenkomsten vertonen, wordt de zorgbenadering van morele vorming als uitgangspunt genomen en bewerkt voor zorg-nme.
Ethisch kader: Er wordt gekozen voor een non-antropocentrische stellingname waarbinnen het zorgprincipe een belangrijke rol blijkt te spelen in onze omgang met de natuur.
Zorg is er op gericht het welzijn van betrokkenen (menselijk en niet-menselijk leven) te bevorderen. Zorgoordelen gaat gepaard met een sterke betrokkenheid bij deelnemers in een conflict. Deze betrokkenheid bepaalt zowel de kracht als de zwakte van het ontwerp. Een zorgbenadering van natuurvraagstukken kent een sterke motivationele component maar heeft een beperkte reikwijdte aangezien mensen voornamelijk zorgzaam handelen ten opzichte van niet-menselijk leven waarmee ze een persoonlijke band hebben.
Psychologisch kader: De persoon zal de welzijnstoestand van niet-menselijk leven moeten kunnen begrijpen en hij zal volgens het zorgprincipe moeten kunnen oordelen (empathisch vermogen).
Ook is het van belang dat het welzijn van niet-menselijk leven hem ter harte gaat (betrokkenheid bij de natuur). Betrokkenheid bij de natuur gaat gepaard met bepaalde zorggevoelens waarvan er in deze studie vier klassen worden besproken: sympathie, empathie, schuld en verantwoordelijkheid.
Didactisch kader: Voor de ontwikkeling van empathisch vermogen dient de leerling onder andere over kennis te beschikken over de welzijnstoestand van niet-menselijk leven.
Er wordt gesteld dat drie soorten kennis bij zorgoordelen van belang zijn: begripsmatige, episodische en procedurele kennis. Vier typen leerervaringen kunnen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van betrokkenheid bij de natuur: voorbeeldleren, inductieve disciplinering, empathisch verplaatsen, oefening. Het ontwikkelde theoretisch kader laat zien dat de ontwikkeling van zorg voor de natuur een complexe doelstelling is. Het biedt de mogelijkheid de samenhang tussen de verschillende activiteiten en inhouden in de bestaande NME-praktijk te duiden, en blinde vlekken op het spoor te komen. Bovendien kan het theoretisch kader gebruikt worden om leerplannen en andere documenten et onderzoeken. In deze studie is het beleidsrapport ‘Caring for the Earth’ onderzocht op zijn relevantie voor zorg-nme. Hoewel de titel anders doet vermoeden, blijkt echter niet een zorgbenadering maar een rechtvaardigingsbenadering van natuurvraagstukken centraal te staan.