Inleiding

Bezoekerscentra, natuurmusea en soortgelijke instellingen organiseren, net als de lokale NME-centra, duurzaamheidscentra en kinderboerderijen, vaak educatieve1 activiteiten op het gebied van natuur, milieu en/of duurzaamheid. Vandaar dat ze, met die ervaringen, een goede informatiebron kunnen zijn voor medewerkers van die lokale centra, voor leraren, opleiders, studenten en anderen die in educatie en/of onderwijs werkzaam zijn. In het laatste landelijke NME-overzicht (de zgn. Staalkaart NME; edepot.wur.nl/86449) werden deze publieksvoorzieningen ook als educatieve voorzieningen genoemd.

De beschrijvingen hieronder volgen de indeling zoals die in de titel is weergegeven, via keuzeknoppen. Daarbinnen zullen achtereenvolgens kort verscheidene aspecten aan de orde komen:

  • Wat het karakter van de voorziening is en waar ze te vinden zijn.
  • Wat ze, globaal genomen, doen op educatief gebied.
  • Hoe ze zijn ontstaan.

Deze beschrijvingen hebben niet de pretentie representatief, laat staan volledig, te zijn. Het zijn beelden die uit de literatuur, van websites en naar aanleiding van enkele bezoeken op locatie naar voren zijn komen.

Karakter van bezoekerscentra

Wikipedia geeft een brede betekenis aan het begrip ‘bezoekerscentrum’ en stelt dat ze o.a. in attractieparken, dierentuinen, botanische tuinen en musea voorkomen. Hier beperken we ons tot die centra die vooral in of bij natuurgebieden voorkomen, omdat deze zich bezighouden met informatie, voorlichting en educatie op het gebied van natuur en landschap; soms ook met thema’s als milieu en duurzame ontwikkeling. Op de volgende website zijn de meeste bezoekerscentra in het land te vinden: Overzicht natuur- en milieueducatie (NME) Nederland (sme.nl).

Het begrip ‘bezoekerscentrum’ – soms, indien niet bemenst, ook wel ‘informatiecentrum’ genoemd – wordt in de literatuur en op websites op diverse manieren gedefinieerd. De meest neutrale lijkt de volgende omschrijving: ‘Een bezoekerscentrum is een accommodatie waarin de bezoeker – individueel of in groepsverband – informatie kan krijgen over en waar belangstelling gewekt kan worden voor de natuur, cultuur en recreatieve mogelijkheden van de omgeving’ (Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, 1981). Hun algemene functie heeft een oud-collega rond 19802 kort samengevat als: “Binnen kijken, buiten zien.

Het is dan wel bijzonder dat 40 jaar later de Kring van Gelderse Bezoekerscentra deze typering in feite heeft overgenomen.

Gelderse bezoekerscentra

Deze omschrijving van bezoekerscentra – die nog goed te gebruiken is – heeft een viertal kenmerken in zich:

  • De informatie in de centra is vooral georiënteerd op het gebied waarin het centrum ligt.
  • De centra bieden ook, maar in sterk wisselende mate, educatieve programma’s aan over natuur en cultuur, als algemene (niet gebiedsgebonden) thematiek.
  • Ze ontvangen recreanten, individueel en in groepen.
  • Ze ontvangen meestal ook schoolgroepen.

Bezoekerscentra in het land

Natuurmonumenten

Natuurmonumenten omschrijft momenteel haar zes bezoekerscentra als volgt: ‘Het bezoekerscentrum is het informatiepunt van een natuurgebied. Je vindt hier informatie over de natuur in het gebied en over wandel-, fiets- of kanoroutes. Bij een bezoekerscentrum start of eindigt je natuuractiviteit of excursie en vind je kinderactiviteiten en een lekkere kop koffie.

Natuurmonumenten heeft voor haar centra, zowel voor binnen- als buitenwerk, schoolprogramma’s ontwikkeld (www.natuurmonumenten.nl/overzicht/schoolactiviteiten).

Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken

Deze stichting (www.nationaalpark.nl) heeft een duidelijke visie op educatie en voorlichting (in de parken): het ‘zijn belangrijke pijlers voor natuurbeleving, draagvlak en betrokkenheid bij de nationale parken en het Nederlandse natuurbeleid. De meeste parken hebben één of meer bezoekerscentra. In woord en beeld wordt daar informatie verstrekt over de natuurwaarden van het park. Een bezoekerscentrum biedt cursussen, wisselende activiteiten en speciale projecten aan voor scholieren of omwonenden. Het bezoekerscentrum is vaak het vertrekpunt voor wandelingen en begeleide excursies’.

Het Samenwerkingsverband Nationale Parken heeft momenteel een educatieve meerjarenstrategie in de maak. De ambitie daarvan wordt als volgt verwoord:

  • De liefde voor de natuur wordt van jongs af aan aangewakkerd. Daarom willen we dat ieder kind voor zijn of haar twaalfde jaar, de weg weet te vinden op het gebied van natuur en, in het verlengde hiervan, kennismaakt met de unieke waarden van een nationaal park – ongeacht iemands achtergrond, opleidingsniveau of sociaaleconomische status.
  • Educatie zorgt ervoor dat alle bezoekers van het nationaal park een bijzondere ervaring kunnen meemaken op het gebied van natuur, cultuur en landschap die ze niet elders kunnen meemaken. Ze kunnen de unieke waarden van het nationaal park beleven en erover leren.
  • Mensen die wonen of werken in een nationaal park, zijn zich bewust van de unieke waarden van de natuur, het landschap en de cultuurhistorie van het Nationaal park en onderschrijven het belang van het beschermen en behouden van deze waarden voor huidige en toekomstige generaties.

Staatsbosbeheer

Deze eigenaar-beheerder heeft tegenwoordig acht zgn. ‘buitencentra’3. Ze zijn: ‘hét vertrekpunt voor je dag naar buiten. Je kunt er het hele jaar terecht voor activiteiten, wandelroutes, inlichtingen over onze natuurgebieden en vaak ook een hapje en een drankje. Maar ook voor vergaderen en groene bedrijfsuitjes. In de winkels kun je terecht voor originele groene cadeaus’.

Alle buitencentra van Staatsbosbeheer bieden jeugdactiviteiten aan, voornamelijk voor de doelgroep van 4 tot 12 jaar en gezinnen met jonge kinderen, maar soms ook voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs. Zie Activiteiten in de natuur (staatsbosbeheer.nl). De buitencentra en informatiecentra werken verder samen in regionale en lokale educatieprojecten. Een voorbeeld hiervan is ‘Groen Doen’ (zie www.groendoen.net), een programma van het bezoekerscentrum Mar en Klif. Dit project biedt een abonneevorm voor activiteiten in de klas of in de buitenlucht.

Provinciale Landschappen en Landschapsbeheerorganisaties

Ook deze tamelijk grote natuurbeheerders voeren veel publieksactiviteiten uit. De website van hun samenwerkingsverband (www.inhetlandschap.nl/over-ons) stelt: ‘Een landschap dat gewaardeerd wordt, dat een ziel heeft, dat onderhouden wordt, waar burgers zich bij betrokken voelen en waar vrijwilligers op allerlei manieren een bijdrage aan leveren. Dat is in het kort waar de provinciale Landschappen en landschapsbeheerorganisaties voor staan’. Daarmee is er geen expliciete aanduiding van educatieve activiteiten van de stichting of de aangesloten landschapsorganisaties en hun bezoekerscentra. Maar die kunnen natuurlijk wel een leereffect op de deelnemers hebben.

Particulieren

Tenslotte zijn er veel particuliere eigenaren-beheerders (zoals bos- en landgoedeigenaren); ze hebben soms bezoekerscentra in bezit en/of beheer. Deze hebben ieder hun eigen programma’s voor informatie, voorlichting en educatie; soms heel geavanceerd. Dat is bijvoorbeeld (er zijn er veel meer) het geval op Schiermonnikoog en bij het Dijkmagazijn bij de uiterwaarden van Beuningen, het Goois Natuurreservaat, Thijsse’s Hof en bij waterleidingbedrijven, zoals PWN en Waternet (het waterleidingbedrijf van Amsterdam), evenals het Nationaal Park De Hoge Veluwe.

In sommige gevallen functioneert het bezoekerscentrum ook als lokaal NME-centrum. Bijvoorbeeld: in de situatie op Schier gaat het om een nog te bouwen en in te richten centrum. Dat zal zowel een educatieve functie krijgen voor de bezoekers van het Nationaal Park Schiermonnikoog als voor de (lokale) gemeenschap. De website (https://www.np-schiermonnikoog.nl/doen/informatiecentrum-het-baken.htm) stelt hierover: ‘Op dit moment wordt op het eiland gebouwd aan een gloednieuw informatiecentrum. In dit nieuwe informatiecentrum, genaamd ‘Het Baken’, zullen vanaf het voorjaar van 2021 bezoekerscentrum, Natuurmonumenten en de VVV onder één dak te vinden zijn. Het Baken wordt dé plek om te weten te komen wat het eiland te bieden heeft. Op een interactieve manier maak je in de tentoonstelling kennis met het Nationaal Park, de rijkdom van Werelderfgoed Waddenzee en de bijzondere plaats die Schiermonnikoog daarbij inneemt’.

Het Dijkmagazijn (www.dijkmagazijnbeuningen.nl/over-het-dijkmagazijn/wat-doen-we) ontvangt zowel recreanten alsook schoolklassen (ongeveer 2000 leerlingen per jaar). De website geeft de volgende informatie: ‘Het Dijkmagazijn organiseert natuur- en milieueducatie (NME) voor basisscholen. Het aanbod bestaat uit veldlessen en lessen in het TechniekLab Beuningen die door gidsen begeleid worden. Materialen als leskisten en materiaalzendingen zijn te leen. Ook van derden is het aanbod opgenomen. Onze NME-lessen worden voor alle basisscholen in Beuningen door de gemeente Beuningen gesubsidieerd. Met als doel kinderen te betrekken bij hun leefomgeving zodat zij er zorg voor dragen. Scholen uit andere gemeenten kunnen ook gebruik maken van het aanbod.

Educatie in beleid en onderzoek

Educatie in adviezen aan de overheid

Vooral in de 70-er tot 90-er jaren van de vorige eeuw is veel aandacht besteed aan voorlichting en educatie in bezoekerscentra. Beleidsadviezen op die gebieden kwamen van o.a. de Voorlopige Commissie Nationale Parken (Werkgroep Educatie en voorlichting VCNP, 1984 en Anon., 1991) en de Natuurbeschermingsraad (1987). Hoewel deze primair een bestuurlijke/beleidsmatige oriëntatie hebben, doen ze pogingen een korte visie op educatie te geven.

Zo verwijst eerstgenoemde in haar advies over educatief werk in bezoekerscentra in Nationale Parken naar de doelstellingen voor NME, zoals verwoord in de ‘Bouwstenen voor een deelschoolwerkplan milieueducatie’ uit 1978. Die had de Haagse Dienst Groenvoorzieningen en Milieueducatie voor haar eigen werkzaamheden opgesteld (Deze dienst was de opvolger van de Gemeentelijke School- en Kindertuinen en heet tegenwoordig Afdeling Natuur- en Milieueducatie. Die manier van denken zou volgens de VCNP, indien toegepast in bezoekerscentra, leiden tot een aanzienlijke concretisering van de tamelijk vage (educatieve) doelstellingen die kennelijk gebruikelijk waren.

De Natuurbeschermingsraad zet in zijn advies vooral in op bezinning op de inhoud van educatie: ‘De gangbare inhoud beperkt zich tot beschrijvingen en wetenswaardigheden van het betreffende gebied. In aansluiting op het preadvies [van de sinds 1985 onder de raad vallende Commissie voor Natuurbeschermingseducatie; opgenomen in het advies zelf – CMG] wil de raad nog eens de nadruk leggen op het belang van het plaatsen van het gebied in ecologische en maatschappelijke verbanden. Een dergelijke benadering is noodzakelijk om dwarsverbanden te leggen tussen bijvoorbeeld de noodzaak van natuurbescherming en de politieke en economische oorzaken daarvan’. En als advies schrijft de raad, die deze visie kennelijk overnam: ‘Er wordt aanbevolen zich nader op de aan te bieden inhouden te bezinnen door ontwikkeling, verandering, diversiteit en beheer van het gebied in een algemeen maatschappelijke context te plaatsen en door relaties te zoeken met het dagelijkse bestaan van de doelgroepen.

Onderzoek naar educatie

In de 70-er en 80-er jaren werden diverse studentenonderzoeken met deze thematiek uitgevoerd. Scripties wezen een nieuwe weg voor educatief werk in de centra (Kromhout, 1972, Maas Geesteranus 1973, Jutten, 1975). Sindsdien is er, afgezien van de onderzoeken van Van der Linden (1983) en Marcel Ham (1997), weinig onderzoek gedaan naar de resultaten van educatie. Ook de Kennemer Natuurbibliotheek (aardbalans.nl/bibliotheek/page/473/?sort=knb) laat vrijwel geen recenter onderzoek op dat gebied zien, afgezien van een WUR-publicatie daarover  (edepot.wur.nl/35075, blz. 54 e.v.). Dat laatste onderzoek constateert overigens zelf ook dat er (althans in de bezoekerscentra van de Nationale Parken) weinig onderzoek wordt gedaan naar de effecten van voorlichting en educatie.

Maas Geesteranus (1973): ‘Het uiteindelijke behoud van het gehele ekosysteem zal slechts mogelijk zijn, wanneer wij andere waardenstelsels toepassen. Dit houdt in, dat de mens dan beseft niet het centrum van het systeem te zijn, maar slechts een onderdeel daarvan. Zijn denken is niet meer anthropocentrisch, maar ekocentrisch. Een gedragsverandering met dit anders gerichte denken stelt de milieuedukatie zich ten doel’ …….. ‘Wanneer nu de beheerder [van het centrum – CMG] als voorlichter optreedt, kan niet verwacht worden, dat de bezoeker van het ene op het andere moment vanuit de kennisfase in die van de overtuiging, laat staan die van de beslissing komt. Een eenmalig bezoek kan zoiets zeker niet bewerkstelligen. Wel kan hij verdieping van de kennis teweegbrengen, ofwel bewustwording van de problematiek, voortvloeiend uit de aantasting van het natuurlijk leefmilieu’.

Jutten (1975): ‘De noodzaak het milieubesef van de Nederlandse bevolking te bevorderen zijn velen van ons zich terdege bewust ……. Waar één van de oorzaken van het verloren gaan van milieubesef de vervreemding van de natuur is, menen we juist in de mensen die een natuurgebied bezoeken weer een mogelijkheid te zien waardering voor het natuurgebied bij te brengen en in het algemeen de vervreemding van de natuur weer op te heffen ….. Voor bezoekers van een natuurgebied die of individueel in hun vrije tijd of in groepsverband daar vertoeven vervult het medium bezoekerscentrum een belangrijke taak, die geen totaal vrijblijvend karakter kan of mag hebben. Een taak die zowel informatieve als voorlichtende, vormende als opvoedende kanten kent’.

Ham (1997): ‘Zonder een onderwijskundige doordenking van het fenomeen biodiversiteit biedt het geen enkele meerwaarde voor nme en is de kans groot dat leren over en voor biodiversiteit niet meer zal zijn dan het naar voren schuiven van al oude nme-activiteiten maar nu onder de vlag van biodiversiteit.

In het onderzoek van de laatste dat ook is gericht op bezoekerscentra, komt daarom de noodzaak van didactische criteria duidelijk naar voren. Hij suggereert, o.a. verwijzend naar Alblas et al. (1993) een aantal didactische criteria voor bezoekerscentra:

Didactische criteria voor NME

Belevingsnabij

  • Herkenbaarheid
  • Bruikbaarheid
  • Primaire ervaring
  • Aansluiten bij eerder opgedane ervaring
  • Reflectie op ervaring
  • Individuele verschillen

Cognitief appellerend

  • Cognitief conflict
  • Probleem genererend
  • Ontdekkend
  • Theoretisch verdiepend
  • Zone van naaste ontwikkeling

Sociaal controversieel

  • Sociaal conflict
  • Maatschappelijke houdbaarheid

Gerichtheid op de ander/het andere

  • Nauwkeurige waarneming
  • Zorgactiviteiten
  • Voldoende tijd

Zeker tegenwoordig - maar toen ook al – zijn zulke uitspraken geen nieuws. Vandaar dat ook al in de 70-er jaren door de bezoekerscentra zelf werd gepleit om “…… het werk van bezoekerscentra te beschouwen in een bredere context, wil je optimaal bijdragen aan je doelen. Om die reden voerden wij in de jaren ’70 al in dat scholen die ons bezoekerscentrum bezochten, ook in de schoolsituatie vooraf zo mogelijk al werden bezocht door ons of het lokale NME-centrum of lessen kregen toegestuurd"4.

Idealistisch of niet, zulke zienswijzen poogden wél de natuur, waarvan het centrum deel uitmaakt, in een bredere, bovenlokale, ruimtelijk-ecologisch georiënteerde context te bezien; tot aan een mondiale schaal toe. Tevens schenken deze onderzoeken aandacht aan de educatieve (on)mogelijkheden van het relatief korte, eenmalige bezoek aan een bezoekerscentrum (zie citaat Jutten hierboven); de meer procesmatige aspecten dus. Dat vergt een aangepaste didactiek die mogelijk via andere pedagogisch-didactische ingangen (zoals interpretatie, natuurbelevingsdidactiek en het werk van de Stichting NatuurWijs (www.natuurwijs.nl/leerlijn-voor-groep-1-t-m-8) goed in praktijk kan worden gebracht.

Van der Linden (1983) heeft – op verzoek van het voormalige ministerie van CRM, een groot onderzoek verricht naar de invloed van vooral voorlichting – en enigszins van NME en interpretatie – op bezoekers van bezoekerscentra. En concludeert op het gebied van educatie o.a. dat ‘verandering van het gedrag meer in het algemeen, in de zin van allerlei natuur- en milieurelevante gedragingen gezamenlijk, geen realistische verwachting is’. Deze conclusie is de reden geweest dat de Natuurbeschermingsraad bovenstaand advies heeft uitgebracht.

Pas in 2005 was er weer sprake van een groot onderzoek onder bezoekers van bezoekerscentra (3000 geënquêteerden), geïnitieerd vanuit het voormalige Netwerk Bezoekerscentra (Scholtens, 2005). Dat leverde o.a. op dat bezoekers deze centra voor kinderen, al of niet in klassenverband, vooral educatief interessant vonden.

Educatie in de praktijk

In de loop der jaren hebben zich diverse vormen van ‘educatie in het veld’ ontwikkeld, zoals de interpretation in de VS, Schotland en Engeland. Deze vorm heeft in Nederland nooit echt vaste grond onder de voeten gekregen, hoewel instellingen als Staatsbosbeheer – in ieder geval vroeger en mogelijk nog steeds – de hiermee verwante terreingebonden voorlichting (Anon., 1985) in praktijk brachten. In 2006 bracht Staatsbosbeheer zelfs nog een educatieve visie uit. Een nadere uitleg is te vinden onder het kopje ‘Ontstaan van bezoekerscentra’ hieronder.

In Nederland ontwikkelde zich wel, mogelijk onder invloed van het boek van Louv ‘Het laatste kind in het bos’, het buitenwerk van het IVN, de Stichting NatuurWijs en het (wetenschappelijke en praktische) werk van onderzoekers als Agnes van den Berg5, Jolanda Maas6 en Dieuwke Hovinga7 een groeiende hoeveelheid ‘groene’ educatieve activiteiten, evenals de zgn. ‘groene pedagogiek’. De grondlegger van deze laatste pedagogische stroming is Kees Both. De kern van zijn denken is te vinden in een document van de Stichting Groene Pedagogiek (stichtinggroenepedagogiek.nl/wp-content/uploads/2017/03/Naar-een-groene-pedagogiek-2007.pdf).

Deze vormen lijken als gemeenschappelijke noemer de beleving van de natuur te hebben, zij het op diverse manieren. Maar beleving alléén staat niet centraal in veel bezoekerscentra:

  • In de centra van Natuurmonumenten zien we bijvoorbeeld een oriëntatie (voor bezoekende scholen) op een aantal kerndoelen voor het onderwijs. Ook heeft die organisatie een speciaal avontuurlijk kinderbelevingsprogramma: OERRR. Daarvoor kan worden verwezen naar het essay van Marnix Viëtor over ecologische basisvorming en natuurbeleving.
  • Het IVN organiseert ten behoeve van bezoekers van de Nationale Parken (in samenhang met de bezoekerscentra) een scala aan onder meer educatieve activiteiten (Zie www.ivn.nl/ivn-nationale-parken).
  • De hierboven genoemde educatiestrategie van de Stichting Samenwerkende Nationale Parken is een voorbeeld van een moderne, inhoudelijke en didactische aanpak voor ieder individueel Nationaal Park en stelt de realisering van een landelijk educatieplatform (voor de Nationale Parken) voor.
  • In de Kring van Gelderse Bezoekerscentra (zie www.geldersebezoekerscentra.nl) deelt men hun eigen expertise op allerlei gebieden met elkaar: ze ‘gluren bij de buren’, zo zei de ondersteunende medewerker van IVN Gelderland. De centra hebben een veelheid van educatieve programma’s waarvan hun exposities vaak deel uitmaken.
  • Een bijzondere, educatieve aanpak heeft het centrum op het werkeiland Neeltje Jans (zie www.neeltjejans.nl/museum-watersnoodramp). In een dramatische presentatie worden de verschrikkingen van de Watersnoodramp van 1953 uitgebeeld. Daarmee wil men de bezoeker (die bijna deelgenoot is) aanzetten tot het nadenken over de vraag ‘Hoe vermijden we dit in de toekomst; hoe moet ons waterbeheer er uitzien’?
  • Als laatste voorbeeld het bezoekerscentrum De Hoep in Castricum. Daar is het educatieve programma (‘Een slokje IJsselmeer?’ voor groepen 7 en 8) een verweving van de noodzaak de duinen te beschermen en de (wettelijke) taak van beheerder PWN om drinkwater te produceren (Zie www.pwn.nl/slokje-ijsselmeer). Dat geeft leerlingen een mooie kans voor zichzelf een afweging te maken wat ze waardevol(ler) vinden.

Citaat:

Water uit de kraan lijkt zo van zelfsprekend, maar waar komt dat water eigenlijk vandaan? Hoe komt het van de plek waar het water gewonnen wordt tot bij jou uit de kraan? Hoe schoon is het water uit de kraan? En hoeveel water gebruik je eigenlijk gedurende de dag? 

In het lespakket ligt veel nadruk op de beleving. De leerlingen worden zich door dit project bewust van hun eigen watergebruik, water in hun omgeving en hoe zij zelf goed met water kunnen omgaan. Ook een gratis gastles door een medewerker van PWN is onderdeel van dit project’.

Zo zijn er nog een aantal bezoekerscentra in natuurgebieden die, al of niet mede als lokaal NME-centrum functionerend, stevige educatieve programma’s aanbieden.

Ontstaan van bezoekerscentra

Bezoekerscentra zoals hier bedoeld, zijn komen ‘overwaaien’ uit de VS. Daar werd, in 1920, het eerste bezoekerscentrum in Bear Mountain Park opgericht. Daarna ontstond er een flink aantal bezoekerscentra die de National Park Service beheerde.

In zijn boek 'Interpreting our Heritage' beschreef Freeman Tilden8, een van de grondleggers van de interpretatie, wat er zo bijzonder is aan Nationale Parken: ‘Parks provide a greater dividend because of their unique value in ministering to the human mind and spirit’.

Zijn definitie van interpretation was: ‘Interpretation is an educational activity which aims to reveal meanings and relationships through the use of original objects, by first-hand experience and by illustrative media rather than simply to communicate factual information’.

Hij richtte zich met dit boek op de parkmedewerkers die een communicatie- of interpretatiefunctie richting het publiek hadden.

In Europa (Schotland) was het vooral Don Aldridge die, als medewerker van de voormalige Countryside Commission for Scotland (nu: NatureScot), het toonaangevende boek 'Principles of countryside interpretation and interpretive planning’ (1975) schreef. Zijn beschrijving van interpretation: ‘….aims to communicate the significance of the site at which it is located. Site significance …… helps to answer the questions: why was this area of countryside considered worthy of special protection or provisions and why is it “special”?’. Zijn humoristische, maar evengoed leerzame, Monster Book-variant bevat een 13-tal rake, kritische cartoonstrips die betrekking hebben op NME en interpretatie (Digitale versie verkrijgbaar bij de auteur: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.).

monster book

Daarmee komt de huidige, Nederlandse aanpak van educatie en (terreingebonden) voorlichting in natuurgebieden misschien wel dichter in de buurt van deze Schotse visie dan we denken.

Overigens was hij niet van mening dat álles in een landschap of natuurgebied maar moet worden ‘geïnterpreteerd’. Bijgaande foto geeft, wat hem betreft, een imponerend, natuurlijk schouwspel weer. Dat moet je, eenmaal ter plekke, niet ontdoen van zijn ‘magie’ door er meteen commentaar bij te leveren. Je moet het eerst maar eens ondergaan.

grand canyon

Daarnaast leverde hij een belangrijke bijdrage aan de officiële gids voor landelijk Schotland (1977) die van dezelfde principes uitgaat.

In Nederland was Staatsbosbeheer enthousiast geraakt door de Amerikaanse bezoekerscentra. Na een studiereis van een tweetal medewerkers in 1962 maakte die organisatieplannen voor het opzetten van een netwerk van bezoekerscentra. Nadere details hierover zijn te vinden in het jubileumboek van Staatsbosbeheer9. Vooral na het Europese Natuurbeschermingsjaar N-70 (1970) verschenen er in hoog tempo  bezoekerscentra in natuurgebieden. Natuurmonumenten, de Landschappen en andere organisaties speelden daarin, naast Staatsbosbeheer, een belangrijke rol.

Dankwoord

Een aantal personen in binnen- en buitenland heeft mij, vooral via het toesturen van oorspronkelijk materiaal, geholpen dit essay over bezoekerscentra reliëf te geven, waarvoor bij deze veel dank.

Ik noem als eerste Jan Gebbie, bibliothecaris van NatureScot in Inverness (Schotland) die me de belangrijkste publicatie van Don Aldridge toestuurde – om te behouden (zie literatuurlijst). Daarnaast Enit Scholtens, gebiedsmanager Noordenveld bij Natuurmonumenten, met wie ik een gesprek had over de ontwikkeling van bezoekerscentra bij Natuurmonumenten en het voormalige Netwerk Bezoekerscentra. Mirjam Koedoot van IVN Gelderland vertelde me over de Kring van Gelderse Bezoekerscentra. Hendrik Oosterveld, voorzitter van het Samenwerkingsverband Nationale Parken, wees me de weg naar de educatieve strategie van die organisatie. Quinten Pellegrom, medewerker van het Landschap Overijssel, maakte me bekend met de educatieve activiteiten van de Landschappen en de landschapsbeheerorganisaties. Ook had ik een indringend gesprek met Bernadette Haverkort en Nel van der Laan van het bezoekerscentrum De Wieden. En William van den Akker van het Dijkmagazijn informeerde me uitgebreid over het wel en wee van zijn centrum aan de rivier. Tenslotte nam de bibliothecaris van Staatsbosbeheer, Hans Vink, de moeite me de ‘oeroude’, maar voor Nederland grondslag leggende, publicatie van Van der Kloet en Zaaijer over hun indrukken in de VS toe te sturen.

Literatuur

  • Alblas, A.H., J.J.S. Broertjes, F.J.J.M. Janssen & A.J. Waarlo, Begrip en betrokkenheid. Bouwstenen voor leerbare thema's in natuur- en milieu-educatie. Landbouwuniversiteit, Vakgroep Agrarische Onderwijskunde, Wageningen Universiteit en Universiteit Utrecht, Vakgroep Didactiek van de Biologie, Utrecht.
  • Aldridge, D.., 1975. Principles of countryside interpretation and interpretive planning.Countryside Commission for Scotland, Battleby.
  • Anon., 1977. The Official Guide to Scotland’s Countryside. Countryside Commission for Scotland, Battleby.
  • Anon., 1985. Terreingebonden voorlichting. Staatsbosbeheer, inspectie Terreinbeheer en afdeling Recreatie, Utrecht.
  • Anon., 1987. Natuur- en milieu-educatie in bezoekerscentra. Advies over het te voeren beleid. Natuurbeschermingsraad, Utrecht.
  • Anon., 1991. Advies educatief werk in bezoekerscentra in Nationale Parken. Voorlopige Commissie Nationale Parken, Den Haag.
  • Anon., 2006. Natuur, een spannende beleving buiten. Educatievisie Staatsbosbeheer, Staatsbosbeheer, Driebergen.
  • Deursen, Charel van, et al., 2003. Staalkaart NME. Verkennend onderzoek naar de stand van zaken in het NME-werkveld en de relatie met ‘Leren voor duurzaamheid’. Rapport EC-LNV 2003/211. Expertisecentrum LNV, Ede/Wageningen.
  • Ham, Marcel, 1997. Verschil moet er wezen. Een verkenning van de meerwaarde van biodiversiteit voor natuur- en milieu-educatie.
  • Henchman, W., 1981. Site interpretation on nature reserves. Documentation series no. 7. Council of Europe, European Centre for Nature Conservation, Strasbourg.
  • Hoenderdos, A. en I. Steinhauer, Natuur- en milieuedukatie in bezoekerscentra: een verkennend onderzoek onder beheerders en bezoekerscentra in Nederland. Landbouw Hogeschool, vakgroep Voorlichtingskunde, Wageningen.
  • Hoogenhout, Hans, 1983. Bezoekerscentra, wat zijn dat eigenlijk? Museumvisie 6(1983)3.
  • Jutten, G.J., 1975. Milieubesef en bezoekerscentra. Skriptie M.O.-A akte Pedagogiek. Noordelijke Leergangen, Zwolle-Groningen.
  • Kloet, W.G. van der en J.W. Zaaijer, 1962. Amerikaanse indrukken tav natuurbescherming en openluchtrecreatie. 2 Dln. Staatsbosbeheer, Utrecht.
  • Kromhout, H.C., 1972. Bezoekerscentra. Skriptie NWIT, Breda.
  • Lewis, William G., 1981. Interpreting for park visitors. Second pr. Publishing Center for Cultural Resources.
  • Linden, J.W. van der, 1983. Bezoekerscentra en voorlichting. IVM, Amsterdam
  • Maas Geesteranus, Chr., 1973. Het gebruik van enkele milieugerichte bezoekerscentra in Nederland. Skriptie Landbouw Hogeschool, Wageningen.
  • Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, 1981. Bezoekerscentra; een beleidsvisie inzake bezoekerscentra in Nederland. Staatsuitgeverij, ’s-Gravenhage.
  • Scholtens, Enit, 2005. ‘Geen kleffe broodjes en bekertjeskoffie!' Een onderzoek naar de publieksverwachtingen ten aanzien van bezoekerscentra in Nederland. IVN-consulentschap Noord-Holland.
  • Sharpe, G.W., 1976. Interpreting the environment. John Wiley & Sons, New York.
  • Stansfield, Geoff, 1983. Heritage and interpretation, Museums Journal 83(1983)1.
  • Van Matre, Steve, 1999. Earth Education. Fourth pr. Institute for Earth Education, Greenville.
  • Werkgroep Educatie en voorlichting, 1984. Voorlichting en educatie inzake Nationale Parken. Voorlopige Commissie Nationale Parken, Den Haag.
  • Wolf, A. de, 1981. Bezoekerscentra en milieu-interpretatie, Recreatievoorzieningen (1981)6.

Noten

1In deze bijdrage wordt onder educatie verstaan: een geplande en begeleide leeractiviteit voor een individu of groep die bij de lerende(n) leidt tot bewustwording van, kennis over en zelfreflectie op het aangeboden thema of vraagstuk.

2Hans Hoogenhout, vroegere medewerker van het Ministerie van CRM. Pers. med.

3Staatsbosbeheer heeft een aantal jaren geleden het woord ‘bezoekerscentra’ voor zijn eigen centra vervangen door ‘buitencentra’ toen de functies veranderden (meer gericht op commercie en op informatiefunctie).

4Gerard Jutten. Pers. med.

5Zie www.agnesvandenberg.nl 

6Bijvoorbeeld www.allesisgezondheid.nl/nieuws/groen-stimuleren-voor-optimale-gezondheidseffecten

7Zie www.hsleiden.nl/natuur-en-ontwikkeling-kind/kenniskring/dieuwke-hovinga.

8Zie is.muni.cz/el/1421/podzim2017/MUI_338/Interpreting_Our_Heritage__Chapel_Hill_Books_.pdf

9Zie Buis, Jaap en Jan-Paul Verkaik, 1999. Staatsbosbeheer. 100 jaar werken aan groen Nederland, hoofdstuk 6. Uitgeverij Matrijs, Utrecht.