Het afgelopen decennium is bij de rijksoverheid een actief beleid met betrekking tot natuur-en milieueducatie (NME) tot ontwikkeling gekomen. Voor de periode 1996 -1999 is fl. 34,5 miljoen beschikbaar gesteld als 'Extra Impuls'. De raad is van oordeel dat van rijkswege ten onrechte wordt gesteld dat 'de sector en het onderwijs na de 'Extra Impuls' in staat geacht moeten worden zelf NME verder gestalte te geven op basis van de reguliere middelen'. Daarmee wordt:
- Voorbijgegaan aan de constatering dat het ontbreken van onvoldoende draagvlak een van de grootste problemen voor het natuurbeleid vormt;
- Voorbijgegaan aan de vele praktijkervaringen, die leren dat zowel innovatie- als implementatieprocessen lang duren;
- Vooruitgelopen op de evaluatie van de 'Extra Impuls';
- Ten onrechte verondersteld dat er voldoende reguliere middelen beschikbaar zullen zijn.
De meeste departementen kenden tot het 'Kaderplan' c.q. de 'Extra Impuls' geen regulier NME-beleid, zodat ook niet op 'de reguliere middelen' daarvoor kan worden teruggevallen. De raad geeft aan dat er een blijvende, principiële verantwoordelijkheid van het rijk voor NME ligt en wijdt in dit verband enkele beschouwingen aan de motieven voor overheidsbeleid met betrekking tot NME: draagvlakvergroting, participatie en eigen verantwoordelijkheid van burgers, persoonlijke ontplooiing, zorg voor natuur als 'cultureel erfgoed' en ontspanning en recreatie. De raad vraagt blijvende aandacht voor inhoudelijke en methodische verdieping van NME. Dit vergt wetenschappelijk onderzoek, experimenten, innovatie, scholing en bij-scholing, kennisuitwisseling, de ontwikkeling van evaluatie-instrumenten etc., activiteiten, die bij uitstek op rijksniveau liggen. Dit brengt de verantwoordelijkheid met zich voor een adequate financiële steun van rijkswege. De raad wijdt voorts enkele beschouwingen aan recente ontwikkelingen zowel op het gebied van de 'ondersteuning' als op het terrein van het subsidiebeleid met betrekking tot NME. Het signaaladvies bevat acht beleidsaanbevelingen. Daarin formuleert de raad welke activiteiten door zowel het rijk, de provincies en de gemeenten als door de particuliere organisaties en het bedrijfsleven moeten worden ondernomen om inhoud te geven aan hun respectieve verantwoordelijkheden met betrekking tot NME.